Na twee dagen van meer dan 12 uur keihard werken (Cleo verhuizen in Utrecht van Lunetten naar Wittevrouwen) en een dagje bijkomen, was ik blij weer richting La Douce France te kunnen. Over een paar dagen volgt Robin. Ja, ook in de winter is het in de Meuse goed toeven. Als de verwarming het doet. En daar waren afgelopen maanden problemen mee. Lekkende koppelingen en zo. Of de oorzaak nou een toename aan zwaar verkeer is dat langs ons boerderijtje de heuvel op rijdt, of dat er bij de vernieuwing van het dak iets ontzet is, weten we niet. Maakt ook niet uit. Het probleem moest opgelost worden. Dat is in etappes gedaan. Iets met ‘verschuivende problemen’, laten we het daarop houden.
Goed, ik op weg in mijn geliefde Fiat 500. In Luik begint er zelfs een winters zonnetje te schijnen. Heerlijk, relax-modus aan. In Frankrijk zakt de enorme oranje bol achter de heuvels en de schemer wordt al snel opgeslokt door het duister. Ik rij mijn favoriete route over de heuvelrug en het uitgestrekte bos voor de laatste etappe. Nog een km of 25. Niet te snel, goed opletten. Dan opeens… kaboemkaboem, gevolgd door rommelend geluid onder de auto. Ik zie in het koplamplicht op de weg modderklonten en houtrommel liggen.
Verdorie, ze hebben in het bos flink gekapt en takken over de weg gesleept zo te zien. Ik stop, het voelt niet goed. Het bos is doodstil en de hoge bomen ademen koude lucht. Mijn waarschuwingslichten weerkaatsen spookachtig op de stammen en laten het bord gevaarlijke – en enige – kruising verderop in het bos meeknipperen. Het is bijna 6 uur, maar avondspits zegt in deze contreien niets. Met mijn mobiel als lampje loop ik in het donker voor de auto langs naar het rechter voorwiel. Ik buk. En jawel, de velg rust vrijwel op het asfalt. Leeg. Ik glibber door de modderige berm naar de achterband en schijn erop. Ja hoor, ook lek. Een eindje verderop laat een uil zich horen.
Verbazing, boosheid en opluchting mengen zich in mijn hoofd; hoe kán dit, het kwam totaal onverwacht – waarom heb ik nou toch deze route genomen en niet die iets langere – en je reserveband erop zetten heeft geen zin als je twéé lekke banden hebt. Ik stap in de auto en rij hem de berm in. Doe de knipperlichten uit en denk in het donker na. Langzaam wennen mijn ogen en ik zie in het maanlicht de bomen en de weg verschijnen. Ik stap uit om meer te kunnen zien. In de stilte van het uitgestrekte bos hoor ik opeens geritsel en meer uilen. Twee, drie, nee vier stuks. Ze hebben onenigheid zo te horen – of, zijn het wel uilen? Het is het klassieke begin van een horrorfilm.
Ik focus op de schoonheid van het bos, om mezelf niet bang te maken. Dat lukt. Ook als er opeens een bemodderde SUV aan komt rollen en naast me stopt. De mannen bieden hulp aan. ‘Non merci, j’ai déjà telephon´e un ami’. Nee, bedankt dus. En nadat ik met Robin heb gebeld en uitgelegd wat er gebeurd is, bel ik met de pechhulp; die heb ik 3 maanden geleden bij de laatste grote beurt (inclusief vier nieuwe banden) afgesloten. Typisch geval van geluk bij een ongeluk. Na ruim een kwartier in de wacht hangen, zegt de tot dan toe aardige meneer ‘uw auto is helaas niet terug te vinden in ons systeem; de aanmelding is niet doorgevoerd blijkbaar. Belt u morgen met uw garage, zij weten misschien wat er gebeurd is. Helaas kan ik niets voor u doen, want dan zouden wij de rekening moeten betalen – dat kan niet natuurlijk.‘ Geen hulp dus. Einde gesprek. Opeens is het donkerder, kouder en eenzamer.
Had ik al eens verteld dat in ons kleine dorpje geen voorzieningen zijn? Alleen een boerencamping, manege én een autogarage. Kijk, dat komt nu goed uit. Lang verhaal kort: Robin belt vanuit Nederland met dorpsgenoot Adrien en die komt met zijn dépannage-wagen mijn gewonde karretje ophalen. Hij rijdt een ander fiatje van de takelwagen af. Als tweedegeneratie spreekt hij nog wat plat Brabants: ‘Hedde ge oew huissleutel en le dingen die oe nodig het uit de auto ehaald? Rij dan maar rustig naar huis en kom demain even aan.‘ Prima oplossing. Nog een paar horten en stoten voor ik thuis ben. Als fervente automaatrijder laat ik de motor een paar keer flink loeien omdat ik óf de koppeling niet laat opkomen, of mijn linkervoet gewoon niks doet, zoals hij gewend is. De Intermarché in Saint Mihiel is inmiddels dicht. De geplande boodschappen moeten wachten.
Eenmaal in ons huis constateer ik dat de verwarming het doet; de waterdruk is nog steeds goed. Mooi, dan kunnen de radiatoren open en de thermostaat omhoog. Ik doe de boiler aan, en in de kelder zet ik het water erop en draai de gasfles open. Het glaasje pinot gris en het avondeten met Lorraine-pasta uit de voorraadkast smaken me dubbel lekker. Ik ben er. De twijfelaar in het kleine kamertje is zacht. Morgen weer een dag.













