Klassieke horror

Na twee dagen van meer dan 12 uur keihard werken (Cleo verhuizen in Utrecht van Lunetten naar Wittevrouwen) en een dagje bijkomen, was ik blij weer richting La Douce France te kunnen. Over een paar dagen volgt Robin. Ja, ook in de winter is het in de Meuse goed toeven. Als de verwarming het doet. En daar waren afgelopen maanden problemen mee. Lekkende koppelingen en zo. Of de oorzaak nou een toename aan zwaar verkeer is dat langs ons boerderijtje de heuvel op rijdt, of dat er bij de vernieuwing van het dak iets ontzet is, weten we niet. Maakt ook niet uit. Het probleem moest opgelost worden. Dat is in etappes gedaan. Iets met ‘verschuivende problemen’, laten we het daarop houden.

Goed, ik op weg in mijn geliefde Fiat 500. In Luik begint er zelfs een winters zonnetje te schijnen. Heerlijk, relax-modus aan. In Frankrijk zakt de enorme oranje bol achter de heuvels en de schemer wordt al snel opgeslokt door het duister. Ik rij mijn favoriete route over de heuvelrug en het uitgestrekte bos voor de laatste etappe. Nog een km of 25. Niet te snel, goed opletten. Dan opeens… kaboemkaboem, gevolgd door rommelend geluid onder de auto. Ik zie in het koplamplicht op de weg modderklonten en houtrommel liggen.

Verdorie, ze hebben in het bos flink gekapt en takken over de weg gesleept zo te zien. Ik stop, het voelt niet goed. Het bos is doodstil en de hoge bomen ademen koude lucht. Mijn waarschuwingslichten weerkaatsen spookachtig op de stammen en laten het bord gevaarlijke – en enige – kruising verderop in het bos meeknipperen. Het is bijna 6 uur, maar avondspits zegt in deze contreien niets. Met mijn mobiel als lampje loop ik in het donker voor de auto langs naar het rechter voorwiel. Ik buk. En jawel, de velg rust vrijwel op het asfalt. Leeg. Ik glibber door de modderige berm naar de achterband en schijn erop. Ja hoor, ook lek. Een eindje verderop laat een uil zich horen.

Verbazing, boosheid en opluchting mengen zich in mijn hoofd; hoe kán dit, het kwam totaal onverwacht – waarom heb ik nou toch deze route genomen en niet die iets langere – en je reserveband erop zetten heeft geen zin als je twéé lekke banden hebt. Ik stap in de auto en rij hem de berm in. Doe de knipperlichten uit en denk in het donker na. Langzaam wennen mijn ogen en ik zie in het maanlicht de bomen en de weg verschijnen. Ik stap uit om meer te kunnen zien. In de stilte van het uitgestrekte bos hoor ik opeens geritsel en meer uilen. Twee, drie, nee vier stuks. Ze hebben onenigheid zo te horen – of, zijn het wel uilen? Het is het klassieke begin van een horrorfilm.

Ik focus op de schoonheid van het bos, om mezelf niet bang te maken. Dat lukt. Ook als er opeens een bemodderde SUV aan komt rollen en naast me stopt. De mannen bieden hulp aan. ‘Non merci, j’ai déjà telephon´e un ami’. Nee, bedankt dus. En nadat ik met Robin heb gebeld en uitgelegd wat er gebeurd is, bel ik met de pechhulp; die heb ik 3 maanden geleden bij de laatste grote beurt (inclusief vier nieuwe banden) afgesloten. Typisch geval van geluk bij een ongeluk. Na ruim een kwartier in de wacht hangen, zegt de tot dan toe aardige meneer ‘uw auto is helaas niet terug te vinden in ons systeem; de aanmelding is niet doorgevoerd blijkbaar. Belt u morgen met uw garage, zij weten misschien wat er gebeurd is. Helaas kan ik niets voor u doen, want dan zouden wij de rekening moeten betalen – dat kan niet natuurlijk.‘ Geen hulp dus. Einde gesprek. Opeens is het donkerder, kouder en eenzamer.

Had ik al eens verteld dat in ons kleine dorpje geen voorzieningen zijn? Alleen een boerencamping, manege én een autogarage. Kijk, dat komt nu goed uit. Lang verhaal kort: Robin belt vanuit Nederland met dorpsgenoot Adrien en die komt met zijn dépannage-wagen mijn gewonde karretje ophalen. Hij rijdt een ander fiatje van de takelwagen af. Als tweedegeneratie spreekt hij nog wat plat Brabants: ‘Hedde ge oew huissleutel en le dingen die oe nodig het uit de auto ehaald? Rij dan maar rustig naar huis en kom demain even aan.‘ Prima oplossing. Nog een paar horten en stoten voor ik thuis ben. Als fervente automaatrijder laat ik de motor een paar keer flink loeien omdat ik óf de koppeling niet laat opkomen, of mijn linkervoet gewoon niks doet, zoals hij gewend is. De Intermarché in Saint Mihiel is inmiddels dicht. De geplande boodschappen moeten wachten.

Eenmaal in ons huis constateer ik dat de verwarming het doet; de waterdruk is nog steeds goed. Mooi, dan kunnen de radiatoren open en de thermostaat omhoog. Ik doe de boiler aan, en in de kelder zet ik het water erop en draai de gasfles open. Het glaasje pinot gris en het avondeten met Lorraine-pasta uit de voorraadkast smaken me dubbel lekker. Ik ben er. De twijfelaar in het kleine kamertje is zacht. Morgen weer een dag.

Het maanlicht sijpelt door de bomen.

Notaris en geduld…

Zoals ik al zei, de notaris die de verkoop begeleidt – dezelfde die de erfenis van de laatste bewoonster afhandelt – heeft de gevraagde gegevens al ruim twee weken geleden ontvangen. Dat betekent iedere dag de mogelijkheid om vierentwintig uren te wachten. Zo voelt het soms. En dus heeft Robin na veel gezeur van mijn kant – hij beheerst het Frans meer dan voldoende daarvoor – een mailtje gestuurd. Wat is de stand van zaken en kan er al een datum voor de ondertekening gepland worden?

Het antwoord kwam binnen een halve dag. Een stuk sneller dan ik gedacht had. En eigenlijk met een voor de hand liggende reactie in prachtig vriendelijk-formeel Frans. Een datum is nog niet te geven helaas, want ze – de notaris is een vrouw – heeft nog niet alle gegevens en papieren die nodig zijn voor de definitieve toestemming van de verkoop van het huis. Negen van de elf kinderen leven nog en ze moeten allemaal stuk voor stuk akkoord zijn en dat ook op papier laten weten. Voor de rest is alles wel al afgerond, gaf ze aan, dus verdere vertraging verwacht ze niet. Geduld dus.

Je kunt als koper ook een eigen notaris in de arm nemen, dat is niet ongebruikelijk. Het verhoogt de kosten ook niet; de rekening verdelen de twee dan onderling. Een notaris is geen makelaar, maar in Frankrijk bieden ze wel vaak huizen te koop aan. Dat riekt voor ons een beetje naar partijdigheid, maar de rol van een notaris is behoorlijk strikt vastgelegd. Hij/zij heeft een onpartijdige rol en moet er vooral namens de overheid voor zorgen dat de wet- en regelgeving goed wordt nageleefd. Dat de verkoop aan alle eisen voldoet. Daarbij heeft de verkoper ook een belangrijke verantwoordelijkheid, bijvoorbeeld het laten opmaken van een rapport van onderzoek naar verschillende zaken. Ik zei dat al eerder; elektriciteit, in bepaalde streken termieten, asbest, loodhoudende verf etc. Als koper ben je in principe goed beschermd. Als de partijen betrouwbaar zijn uiteraard.

Een van de eisen – zeker bij de verkoop aan buitenlanders – is dat de notaris moet vaststellen of de koper de Franse taal voldoende beheerst. In woord en geschrift. Een heel strenge notaris kan zelfs eisen dat je een officiële vertaling van de hele akte laat maken door een beëdigde vertaler. Dure grap. Voor een ander is de aanwezigheid van een vertaler bij de ondertekening noodzakelijk. Wij kregen nadrukkelijk de vraag of we zelf voldoen aan de eisen en zo ja, dan moesten we dat per mail bevestigen. Omdat we de akte ook per mail ontvangen (en al eerdere ervaring hebben) is er tijd om deze goed door te (laten) nemen voordat de handtekening geplaatst wordt. Jaaahaaa… ik weet het, nog iets meer geduld.

Streetview notariskantoor

Franse slag vs Duitse pünktlichkeit

In 2015 hebben Robin en ik door omstandigheden bijna een jaar op en af doorgebracht in Duitsland. Dat was ook voor het eerst dat we kennismaakten met Duitsland als verblijfsland. Het kleine stadje Bad Oeynhausen in Nordrhein-Westfalen leerden we steeds beter kennen, inclusief de Duitse omgangsvormen en gebruiken. Het wennen ging redelijk snel en het beviel steeds beter. Het land is behoorlijk hiërarchisch ingesteld, maar die gekke Nederlanders werd veel vergeven.

De mensen zijn heel vriendelijk en voorkomend. Het eten veel en machtig – de ‘auflauf’ (ovenschotel) hebben we erin gehouden – het bier oppermachtig en Oost-Duitse wijnen verrassend licht en drinkbaar. Je kunt je ook sneller verstaanbaar maken; Duits is voor kinderen uit de jaren ’60 toch een stuk makkelijker dan Frans. Wij zijn opgegroeid met naast Nederland 1 en 2, alleen 3 Duitse tv-zenders. Dat heeft de taal flink ingesleten in je brein. En de parodie-klank die al snel aan het Duits kleeft (en bedankt, Koot en Bie en Jiskefet) vervaagde na een tijdje gelukkig ook weer.

De keurige huizen zitten strak in de stuc of verf – soms wel wat erg uitbundig of zoet van kleur, altijd tiptop afgewerkt. De heggen geschoren, tuinen aangeharkt en rozen gesnoeid. Een paar keer door prachtige gebieden rijden, maakte dat we met interesse rondkeken naar behoorlijk betaalbare pandjes. We vroegen ons af waarom wij in 1999 eigenlijk nooit Duitsland overwogen hadden voor een tweede huisje.

En toen reden we na meer dan een jaar voor het eerst weer naar ons oude boerderijtje in Frankrijk…. Dat was écht even schrikken. Wat een rommelige dorpjes, met vlekkerige huizen. De stuclaag vervallen, aanslag op de buitenmuren met plekken waar het vocht omhoog komt. Afgebrokkelde stenen en uitgesleten voegen. Geen nette strakke tuintjes. Ons oude boerderijtje is minder steriel dan de appartementen waar we in Duitsland in verbleven. Het is dat we er al zoveel jaar komen en de taal redelijk verstaan, maar Frans spreken kost mij veel meer moeite dan Duits. (De slechte beheersing van het Engels valt in beide landen op. ‘Dat spreekt toch iedereen…’ geldt net zo min in Duitsland als in Frankrijk. Waar in Nederland internationale collega’s automatisch overgaan op Engels, bleef het in Duitsland gewoon Duits. Fransen krijgen het ook nog steeds niet altijd op school en op tv is nasynchroniseren in beide landen de regel.)

Het gewenningsproces duurde een paar weken, en toen waren we weer terug in onze eigen heerlijke cocon. Geen poetsdwang meer, gewoon lekker genieten met de Franse slag. Een glaasje Pinot Gris en stokbroodje mirabellenjam bij de lunch. Want ja, linksom of rechtsom, de uitdrukking is echt niet toevallig leven als God in Frankrijk.

Reden voor het verblijf in Duitsland is een totaal ander onderwerp. De perikelen rond de harttransplantaties van onze oudste. Te lezen in het blog Leeuwenhart Krijn. Geruststelling: het loopt goed af 😉

Petites Cités de Caractère®

Op speurtocht naar informatie over de stad, kwam ik op de website van ‘de kleine karakteristieke stadjes‘ terecht. In Frankrijk beseffen ze ook dat je uniek erfgoed moet koesteren en behouden. Dat kost geld. Veel geld. Maar juist kleine stadjes die historisch van groot belang zijn, hebben inmiddels vaak veel te weinig inwoners om hun eigen erfgoed te onderhouden. En al helemaal geen geld. Daaruit is het idee ontstaan van de ‘Petites Cités de Caractère®’. Zo’n 200 stadjes in heel Frankrijk hebben inmiddels deze beschermde status gekregen. In het departement Meuse is dat er op dit moment ééntje: jawel, Saint Mihiel. Het stadje met iets meer dan 5000 inwoners, en een berg historisch erfgoed.

Het concept is om het gemeentelijk beleid voor de verbetering van het erfgoed te ondersteunen. In samenwerking met de inwoners en ondernemingen, nationaal meer toeristische bekendheid en erkenning te krijgen. Zo worden de oude stadjes behouden en economisch nieuw leven ingeblazen op basis van hun historische centrale functie. Bijvoorbeeld met subsidies, culturele evenementen, (erfgoed)toerisme en door het ondersteunen van promotie- en communicatie-acties.

Saint Mihiel heeft in 2020 de nieuwe status gekregen; ik heb het idee dat we de burgemeester daarvoor mogen bedanken; hij lijkt enorm actief en betrokken. De eerste voorzichtige ontwikkelingen in de stad zie je al, maar dat zullen er nog veel meer worden. De kennismaking met Saint Mihiel op de site van de Petites Cités de Caractère®, luidt vertaald als volgt:

Saint Mihiel, bijgenaamd Het Kleine Florence van Lotharingen, biedt zijn inwoners en bezoekers een rijkdom aan historisch erfgoed. De stad is gelegen in het hart van de Maasvallei, 35 kilometer ten zuiden van Verdun. De geschiedenis is nauw verbonden met die van de benedictijnenabdij, gesticht in de 8e eeuw. Door de eeuwen heen, onder impuls van de abdij, groeide de stad Saint Mihiel uit tot een echt artistiek en cultureel centrum. Veel voetafdrukken zijn vandaag de dag nog steeds zichtbaar, verankerd in het erfgoed van het stadje. Prachtige herenhuizen uit de Renaissance (17e en 18e eeuw), een gerenommeerd artistiek erfgoed geïnspireerd door de opkomst van de school van de middeleeuwse beeldhouwer Ligier Richier, leider van een culturele vernieuwing, een uitzonderlijke benedictijnse bibliotheek met manuscripten waarvan de oudste dateert uit de 8e eeuw. Ontdek Saint-Mihiel door door de straten te wandelen, weerspiegelingen van een fascinerend erfgoed.

Prachtig toch! Genoeg aanknopingspunten en onderwerpen om me verder in te verdiepen. De benedictijnse bibliotheek is heel bijzonder, dat weten we. En natuurlijk de beeldhouwer Ligier Richier, die in de 16de eeuw twee straten verderop woonde en gewerkt heeft. Jazeker, zijn huis staat er nog.

#LangsdeMaas

Toeval bestaat niet. Sinds afgelopen week heeft Omroep MAX een nieuw tv-programma; Langs de Maas. In zes delen volgt Huub Stapel deze rivier van de bron tot de monding in de Noordzee. Citaat van de website: Huub Stapel volgt Europa’s meest verrassende rivier: de Maas. Tijdens zijn reis laat hij de Maas in al haar facetten zien: van geschiedenis tot natuur, economie, couleur locale en cultuur.

En jawel, in de eerste aflevering vindt hij in Noord-Frankrijk de – zeer bescheiden – bron. Hij volgt het dan nog smalle beekje stroomopwaarts, komt langs het geboortehuis van Jeanne d’Arc in Domrémy-La-Pucelle, stopt bij Commercy voor een echte Madeleine en reist langs een Duitse begraafplaats uit WOI, richting Verdun. Fijne slow-tv, en op social media vliegen de positieve reacties op de serie, het mooie landschap en de heerlijk ontspannen sfeer om je oren. Heel fijn, maar beste Huub Stapel, hoe kán je dat prachtige stadje Saint Mihiel nou overslaan? Echt een enorme gemiste kans.

Gelukkig heeft MAX een interactieve kaart van de Maas op de website gezet waar kijkers hun eigen herinnering/foto/verhaal kunnen plaatsen bij de rivier. Je snapt dat ik Saint Mihiel en omgeving direct in het o zo verdiende zonnetje heb gezet. Als je klikt op het groene pinnetje vlak boven Commercy, zie je dit:

(Tekst: Wij hebben al 20 jaar een tweede huisje in een dorpje vlakbij Saint Mihiel. Waarom? Met 4,5 uur reistijd is het ook geschikt voor een weekend. Het goede Franse leven op z’n best. Het stadje heeft al eeuwen de bijnaam ‘Petit Florence de Lorraine’, dankzij de oranjerode daken op de middeleeuwse binnenstad. Het kilometersbrede Maasdal waar je ’s zomers in kunt zwemmen naast de koeien die verkoeling zoeken in de kronkelende stroompjes vol forellen. Of wandelen door de bossen en dorpjes van de Vent des Forêts; routes met honderden kunstwerken in de open lucht. En natuurlijk de historie; de littekens in het landschap die WOI en WOII tastbaar maken. En dan vergeet ik bijna de goddelijke mirabellen nog. Daarom dus.)

Weten wanneer het programma te zien is? Het staat op de website van MAX.
En heb jij ook een mooie herinnering aan deze rivier in Frankrijk, België of Nederland? Daar is alle ruimte voor op de interactieve kaart van de Maas.

De Marsoupe

Vandaag mooi weer, en tijd. Maar nog steeds geen bericht van de notaris en geen sleutel. Dan maar de buurt wat verder verkennen. Ik rij naar Saint Mihiel en zoek naar plekken waar je een auto zou kunnen parkeren op loopafstand van het huis in de Rue des Tanneurs. Niet direct voor de deur, daar heeft de smalle stoep een gele band. Verboden te parkeren. Eventueel aan de overkant, maar daar staat regelmatig een auto van een buurman of -vrouw. Een alternatief zoeken lijkt me beter. Als je het korte straatje, Rue des Trois Maisons tegenover het huis doorsteekt, kom je bij de parallelstraat iets hoger tegen de heuvel.

Van de oude huizen is een aantal er slecht aan toe. Staan leeg, met gebroken ramen, afgebladderde verf en beschadigd stucwerk. Andere zijn bewoond en zien er prima onderhouden uit met frisgeschilderde kozijnen en luiken, strak stucwerk en dubbel glas. Er waren in de wijk best wat huizen te koop afgelopen periode. De bordjes à vendre (te koop) zijn voor een deel overplakt met vendu (verkocht), of weggehaald. Gaat snel! Nou weten we ook dat huizen soms jaren leeg staan – zoals dat op nummer 18 naast ons – en steeds verder in verval raken voordat er iets mee gedaan wordt. Het is vaak een erfeniskwestie: kinderen erven een huis, worden het niet eens over de verkoop en geld voor onderhoud is er niet. Doodzonde natuurlijk, maar weinig aan te doen. Een van de grootste valkuilen bij de koop van een Frans huis is dat je koopt van iemand, die later nog 8 broers en zussen heeft die het allemaal eens moeten zijn. Zo niet, dan kun je de koop vergeten. Die onrust borrelt op de achtergrond ook door mijn buik. Eerst zien, dan geloven….

Maar goed, parkeerplaats dus. Ik zie dat op de hoek van een braakliggend stukje grond het gras is platgereden; hier kun je een auto parkeren. Hm, niet ideaal en waarschijnlijk een illegaal plekje van een bewoner uit de straat. Op het pleintje van Ligier Richier is overigens wel steeds plek. Maar ja, een autovrij plein is veel mooier – laten we daar vast op vooruitlopen.

En dan zie ik opeens in de hoek van het plein een blauw bord met een P op de hoek van de Ruelle du Tribel hangen, het straatje naast de bakker. Ik rij erin en jawel, 50 meter verder ligt een heuse parkeerplaats voor misschien wel tien auto’s. Aan het straatje oude huizen en schuren en een verhoogde tuin aan de achterkant van een groot monumentaal pand. Aan de andere kant een lage muur en oude gebouwen. Naast de muur staat een bord met uitleg van een monument. Ik stap uit en lees dat je hier voor een overblijfsel van de originele oude stadsmuur staat. Wow, die ken ik van de plattegrond uit de twaalfde eeuw.

Dan kijk ik over het lage muurtje, en mijn hart maakt een sprongetje: er stroomt water. De Marsoupe, dat moet wel! Het komt links van een gewelf onder de huizen aanstromen en verdwijnt rechts onder de oude stadsmuur. Tot nu toe wist ik niet of het stroompje dat ik op oude kaarten en bij het kadaster had gezien, nog water zou bevatten. Of een drooggevallen greppel is, zoals je in deze streek wel vaker ziet. Maar hier stroomt drie meter breed heel langzaam het ondiepe en heldere water richting de Meuse. Een meer dan duizend jaar geleden door monniken aangelegde aftakking van de Marsoupe. Fantastisch. Hoe zal dat achter ons huis onder de binnenplaats eruit zien….

De Marsoupe, vlakbij de oude stadswal

Driedelige reis

Vandaag weer naar Frankrijk gereden. De rit is mijn ritueel in drie delen. Het eerste stuk brengt je over de drukke A2 naar het uiterste puntje van Nederland, door de tunnel bij Maastricht, waarna je samen met de Maas de grens over gaat. Door Luik België verder in. Het vakantiegevoel komt op gang bij de eerste glooiing en de Belgische Ardennen voelen echt als buitenland. Op deze ruime snelweg kun je nog prima doorrijden, ook overdag mag je er 120. Als er geen wegwerkzaamheden zijn tenminste. Belgen zijn gek op kilometerslange afzettingen met pionnen lijkt het wel. Rustig blijven en relativeren. Al die vorst en regen, ontelbare vrachtwagens en Nederlanders die hun wegen steeds weer kapotrijden. En die arme Belgen de boel maar steeds repareren. Niet te doen.

Traditiegetrouw check ik of ik het bordje met het hoogste punt 647m (eh, geloof ik) in de middenberm zie staan. Na Bastogne wordt het drukker als de weg samenvoegt met het verkeer uit Nederland dat via Brussel is gereden. Weg vervolgen richting Luxemburg. Bij de afslag Longwy verlaat ik de Route du Soleil bij het markante Van der Valk hotel dat we gebouwd hebben zien worden in de loop der jaren.

Zelfde hoogte als Parijs

Op tweederde van de reis, een paar honderd meter voor de Franse grens, pak ik de afslag Rodange om in Luxemburg te tanken. Typisch rommelige straat vol tankstations links en rechts, gevuld met vrachtwagens uit allerlei landen. Volgooien bij de ‘kleine Esso’ – die bestaat niet meer, maar wij noemen hem nog steeds zo. Eventueel boodschappen doen bij de enorme Auchan in het centre commercial bij het drielandenpunt. Dan het derde en laatste stuk.

Vijf kwartier door het Franse platteland. Nog een paar minuten vierbaans, maar daarna moet de voet van het gaspedaal, de meter op 80 en 50 in de dorpjes. Hier begint het échte vakantiegevoel te borrelen. Relaxed rijden door de glooiende landschap met heerlijke vergezichten en dorpjes. Het is ergens bij Spincourt waar de lucht van brandende houtkachels opeens m’n neus instroomt. Frankrijk. Na twintig jaar ruikt dat naar thuis. De weg is vanaf nu tweebaans, meestal redelijk rustig. Eerst richting Verdun en dan richting de A4 Metz en Parijs. Om in het zicht van het toegangspoortje van de péage op de rotonde links af te slaan en via nog smallere weggetjes naar Saint Mihiel te rijden. Een route die we pas ontdekt hebben toen mijn kleine fiat 500 voor het eerst de reis maakte en ik de navigatie volgde. Een fijne ontdekking; lekker kronkelig, door kleine dorpjes en alsnog het snelst. Soms, als ik niet helemaal vertrouw op mijn ogen of reactievermogen, pak ik liever de A4 richting Parijs en ga er dan de volgende afrit bij Verdun weer af. Kost 1,10 péage en het risico op een aanrijding met een everzwijn, hert, das of vos is beduidend kleiner.

Meestal dus de kortere kronkelroute. Je ziet de ‘Cote’ liggen als je over de vlakte aan komt rijden. De bossen en hier en daar een boomgaard tegen de heuvel geplakt. Het zijn mirabellen; overheerlijke kleine gele pruimpjes die in Nederland nooit vers te koop zijn. De reden? Ze zijn kwetsbaar en maar heel kort goed te houden als ze geplukt zijn. De jam is in Nederland wel verkrijgbaar. Maar niks zo lekker als mirabellen die je zelf rijp van de boom schudt!

Ergens op de heuvels wordt de weg steeds smaller, de middenstreep is ook weg en de eerste keer dacht ik dat ik verkeerd reed, want ik werd met een scherpe bocht een smal weggetje heuvelop gestuurd. Het klopt wel degelijk. Net anderhalve baan breed, met aan het eind in het bos flinke kuilen in de weg. Gelukkig kom je bijna geen auto’s tegen hier. Wel blijven opletten voor beesten en tractoren; boeren zijn hier de baas. Dan door de bosweg waar de everzwijnen soms in de greppel langs de weg lopen. Een eind verderop bij een bocht langs een grote vrijstaande boerderij La Palameix woont hond Balou. Een grote zwarte Newfoundlander die af en toe zomaar midden op de weg groot zit te zijn. Zijn naam staat op een hondenhok naast de boerderij.

Meteen daarna altijd even ‘rust zacht jongens’ zeggen bij het passeren van de Duitse oorlogsbegraafplaats aan de linkerkant. Honderden ijzeren kruisen voor grotendeels jonge jongens. Het gebied waar je doorheen rijdt, staat bekend als de Saillant van Saint Mihiel. Op 23, 24 en 25 september 1914 – bij de start van de Eerste Wereldoorlog kwamen de Duitsers met een 20 km breed front aanrazen en veroverden Saint Mihiel, inclusief de brug over de Maas. Het was een soort uitstulping (de saillant) in het front. Uiteindelijk is pas in september 1918 de bevolking van Saint Mihiel weer bevrijdt. Door de geallieerden, onder leiding van de Amerikaanse generaal Pershing. Maar vandaag de dag zie je vooral vredige vergezichten over afwisselend gemengde bossen, weilanden met schapen, blonde d’aquitaine koeien en akkers vol graan, zonnebloemen en koolzaad.

Aan de andere kant van de heuvelrug in Lacroix-sur-Meuse linksaf. Je rijdt parallel aan het kanaal Canal de L’est. In het uitgestrekte dal met enorme uiterwaarden kronkelt de Maas zelf. Het is trouwens geen grote rivier zoals in Nederland. Meer een tafereel dat aan schilderijen van oude meesters doet denken met koeien die ’s zomers in het ondiepe water verkoeling zoeken. Door de bochten vormen zich hier en daar stille zanderige strandjes waar je heerlijk kunt genieten van de zon en zwemmen. In de winter overstroomt vaak het hele dal. Sommige dorpjes zijn dan moeilijk of niet bereikbaar. Voor Saint Mihiel vloeien het kanaal en de Maas weer samen en slaan bij de rotsformaties – de zeven zusters – rechtsaf. Ik rij de stad in, op naar het Middeleeuwse centrum.

Voorlopig rijden we alleen naar ons boerderijtje.

Afwachten

Er zit niks anders op dan af te wachten. Zoals gezegd liggen de gegevens bij de notaris in Frankrijk en die moet aan de slag met een voorlopige koopcontract. Daar zit ook een verslag in van een soort verkoopkeuring. Een expert is in het huis geweest en kijkt naar een aantal belangrijke dingen. Bijvoorbeeld of er loodhoudende verf gebruikt is, of er asbest in het huis zit, of de elektriciteit nog voldoet (nieuwe slimme meter is waarschijnlijk verplicht) en of er verborgen gebreken aangetroffen worden.

We weten dat dit geen aankoopkeuring of bouwkundig rapport oplevert. Alleen een aantal verplichte zaken wordt bekeken. Het rapport wordt opgemaakt in opdracht van de verkoper en de notaris zal het toevoegen aan het voorlopige koopcontract. Na ondertekening daarvan hebben wij nog een maand of 2, 3 voordat de koop definitief wordt. Of dan eerst verplicht bijvoorbeeld een nieuwe meter geplaatst moet worden weet ik eerlijk gezegd niet. Daar hebben we trouwens geen bezwaar tegen – in tegenstelling tot veel Fransen, die zo’n ‘Linky’ koste wat kost buiten de deur willen houden.

Het huis is oud, heel oud. Dat weten we en we hebben niet de illusie dat er niets mee aan de hand is. We hebben besproken wanneer we af zouden willen zien van de aankoop, en konden eigenlijk niets bedenken – dus dat is in principe niet aan de orde. Ja, het dak zal gedaan moeten worden, elektriciteit opnieuw, apart toilet aangelegd, de badkamer verbouwd en de keuken opnieuw ingedeeld. En de Marsoupe stroomt vlak achter het huis ondergronds voorbij. Dat heeft natuurlijk ook invloed op de vochthuishouding. En mocht er asbest in zitten, dan hebben we een uitdaging, want dat laten verwijderen als buitenlander is heel kostbaar; de subsidies gelden alleen voor Fransen en bij permanente bewoning. Dat weten we sinds een paar jaar. Loodhoudende verf lijkt niet waarschijnlijk; het huis is naar goed Frans gebruik behangen. Overal en nergens zit behang op. Tot en met de paneeldeuren aan toe. Maar goed, je weet het niet. Afwachten dus.

Wachten op mail, of de postbode. Heel handig: Franse postbodes hebben een brievenbus-loper om kleine pakketjes af te leveren.

De leerlooiers

De geschiedenis van Saint Mihiel gaat terug tot het jaar 708. Best lang geleden ja. En zoals op het kaartje uit de twaalfde eeuw (zie homepage) te zien is, bestond toen de straat al die inmiddels Rue des Tanneurs heet. Oftewel de leerlooierstraat. Het is bekend dat in 1428 deze ambachtslieden zich verenigden in een gilde. Net als een paar jaar eerder een straat verderop de wevers (Tisserands) gedaan hadden. Saint Mihiel was welvarend.

De website van het Franse kadaster geeft interessante informatie over de samenstelling van het terrein en kavels. Je ziet regelmatig bebouwing die uit verschillende blokjes kavels is opgebouwd, af en toe dwars door huizen heen. Zeker in de stad zijn er vreemde hoekjes en onlogische dingen op de kaart te zien. Overigens weet ik inmiddels ook dat kavelgrenzen niet altijd worden aangepast, en vooral als indicatie voor de fiscus worden gebruikt. Opnieuw laten inmeten is een kostbare zaak en als het maar om een klein hoekje gaat, niet de moeite waard blijkbaar.

Zo is de remise/schuur kadastraal niet apart aangemerkt, maar is onderdeel – een kwart hoek ongeveer – van de schuur en kavel aan de andere kant. Op de begane grond is halverwege een muur gemetseld. Op de eerste verdieping zat die er al, en op de tweede verdieping is het weer een buitenmuur, waarin de ramen die op de volgende straat uitkeken zijn dichtgemaakt. We zullen dus extra goed moeten opletten dat dit stukje van het bouwsel in de koopakte wel genoemd staat. Misschien niet als eigendom, maar dan in ieder geval als rechthebbende gebruiker. Dat is dan een vorm van erfdienstbaarheid, oftewel servitude. Niet ongebruikelijk in Frankrijk. Wel altijd goed om alert op te zijn. Stel, de achterburen verkopen en de nieuwe eigenaar denkt het hele bouwwerk te kunnen gebruiken. Dat valt vies tegen dan, want van een servitude kom je niet zomaar af.

Bij het napluizen op het kadaster viel me nog iets anders op. Bebouwing staat in geel aangegeven, wegen wit en water blauw. Bij een aantal huizen in de Rue des Tanneurs zie je een blauw vlakje achter de huizen. Bijvoorbeeld bij nummer 18 wel, bij nummer 16 (‘ons’ huis) weer niet. En wat blijkt; een zijtak van het riviertje de Marsoupe loopt achter/onder de huizen van de straat. Ergens logisch ook, want leerlooiers hebben water nodig, veel water. Dus dat ze juist daar woonden is geen toeval. In het verlengde van de straat staat nog ergens een eeuwenoude watermolen; die zorgde waarschijnlijk voor een constante stroom. Inmiddels is het waterpeil gezakt en de bebouwing uitgebreid. Sommige huizen staan er zelfs helemaal overheen gebouwd.

Blauw is water (smalle kavel rechts naast het rode bolletje is ons huis)

In Nederland kennen we een uitgebreidere variant van dit fenomeen: de Binnendieze. In Den Bosch loopt een heel stelsel van aftakkingen van de Dieze al eeuwen onder huizen en straten door. In de jaren ’70 leek alles dempen de enige weg. Dat is gelukkig niet gebeurd en inmiddels zijn de boottochtjes erover mateloos populair. Jaren geleden stapten Robin en ik er symbolisch in het huwelijksbootje.

Het kwartje valt. Dát is dus de reden van die vreemde driehoekige tegels die op het verder betonnen binnenplaatsje liggen. Ze dekken de toegang naar de Marsoupe af. Een blik over de muur bij de buren laat een gat tegen de gevel van het huis zien met wat stenen treedjes naar beneden. Je ziet geen water overigens. Hoe dat er bij ons uitziet, is nog een verrassing. En ik vertelde toch over het oude buitentoilet op de court? Dat loosde ongetwijfeld ooit rechtstreeks in het water.

Het buurhuis heeft jaren leeggestaan, maar wordt nu verbouwd. Benieuwd wat er met de toegang naar de Marsoupe gebeurt.

Facetimen langs de snelweg

Robin stelt het berichtje op. Dat we interesse hebben en hij in Frankrijk is; of hij het huis kan komen bekijken. De volgende dag komt de reactie: prima – zaterdagmiddag om half vier bij het huis. We spreken af dat Robin me via Facetime zal laten meekijken. Ik ben in Nederland en heb een mini-reünie met oud-klasgenoten in Putten en ben op dat tijdstip nog onderweg daar naartoe.

Als ik om kwart voor vier nog niks gehoord heb, stop ik bij een parkeerplaats langs de A30. Ik hou het niet meer van de spanning en bel Robin. Hij heeft al een rondje gedaan, blijkt dan. Samen met twee Franse zussen van onze leeftijd. Ze zijn druk bezig met uitzoekwerk, gele post-it’s plakken op kasten, stoelen en pannen, en boeken in bananendozen stapelen. Hij vraagt of ze akkoord zijn als hij nog een rondje loopt. Dat zijn ze – en hij begint meteen enthousiast te vertellen over de laatste bewoonster. Hun moeder was een dame van 91 jaar die in 1999 weduwe is geworden en toen naar dit huis is verhuisd. Ze is van de zomer overleden, maar door corona en uit respect voor haar waren de kinderen nog niet begonnen met uitruimen en afscheid nemen van het huis.

Tijdens het vertellen loopt Robin door het huis. Ik zie op het scherm van mijn telefoon kamers en details van kasten, een piano, een lange gang, een soort binnenplaatsje, een traplift, schouw, groen sanitair, roze muren en heel veel behang voorbijkomen. Het is een wat warrige indruk, en ondertussen luister ik naar Robin. Hij vertelt bevlogen het verhaal dat hij net gehoord heeft over Arlette, de roepnaam van de oude dame. Over dat ze uit een heel gegoede familie kwam, haar moeder was pianodocente op het conservatorium in Parijs. Arlette speelde zelf ook, en er wachtte haar een mooie toekomst. Maar ze werd verliefd op een arbeider, volgde haar hart en trouwde met hem. Ze kregen elf kinderen en het leven waarvoor ze in de wieg gelegd was, verdampte. Uiteindelijk is ze toch pianolerares geworden én ze was de organist van de grote abdij in Saint Mihiel. Ook trouwerijen, begrafenissen en andere plechtigheden in de omringende dorpen begeleidde ze op de kerkorgels. Zo kon ze toch nog haar roeping volgen.

Van de elf kinderen zijn er nog negen in leven – een is al jong overleden en een ander niet lang geleden – en nu is het tijd om definitief afscheid te nemen van haar huis. Je ziet dat ze veel om hun moeder gaven; er is over twee verdiepingen een traplift aangelegd, het slaapkamerraam op de verdieping heeft een rolluik: ‘zodat ze niet meer naar buiten hoefde te hangen om de luiken dicht te doen’, een logeerkamer werd duidelijk vaak gebruikt zodat een oogje in het zeil gehouden kon worden, en her en der staan hulpmiddelen, zoals een badstoel op het groene ligbad en een speciaal opstapje bij het vreemde toilethoekje in haar slaapkamer.

‘Ja, het huis heeft zeker originele details’ zegt Robin als ik vraag naar zijn mening. ‘Het is niet groot. Meer hoog, en echt heel smal. Hooguit 4 meter of zo. Beneden loopt van voor naar achter een lange smalle gang. Je kunt achter naar een kleine court (ommuurd binnenplaatsje), met wat planten en een oud toilethokje. Ja, het is groot genoeg voor een bistro-setje. De muur tegenover je is de ‘remise’, een soort schuur. Die hoort er ook bij vertelde de dochter en de begane grond gebruikte haar moeder als een soort opslag of bijkeuken. Je kunt met een houten trap naar boven, dan kom je op de verdieping en daarna is er een zolder. Daar zitten de drie dichtgemetselde raampjes aan de achterkant, die we al eerder op streetview hadden gezien. Aan de kant van de binnenplaats zitten twee kleine ramen, zonder ruiten.’

De achterkant vanaf een straat verder. Het ronde ‘koeienoog’ zit in de zolder van het huis. De drie dichtgemetselde raampjes zijn de achtermuur van de remise

En het huis zelf, vraag ik. ‘Beneden zijn de keuken en een eetkamer waar ook de piano staat. Op de eerste verdieping een salon (woonkamer) en een slaapkamer met een soort open toilethoek, met wastafel en de verwarmingsketel. Op de tweede verdieping een slaapkamer, een kleine logeerkamer en een badkamer. Dan nog een zolder, met ook een oud slaapkamertje. De trap in huis heeft een mooie balustrade en er zijn twee schouwen op de eerste verdieping. O ja, nog een originele Lorrainekast (inbouwkast in de muur), en een soort flamande (glazen plaat om daglicht binnen te laten) bovenin het trappenhuis naar zolder. En in het dak een paar glazen pannetjes voor daglicht naar het trappenhuis.’

Ik werd steeds enthousiaster; wát een verhaal en wát een bijzonder en karakteristiek pandje. Heel smal, maar wel met genoeg ruimtes. Bij de reünie heb ik iedereen erover doorgezaagd en de foto’s die Robin me doorstuurde laten zien. De conclusie was unaniem: doen!